Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [49]Toen ontzette zich Daniel, wiens naam Beltsazar is, bij een uur lang, en zijn gedachten [50]beroerden hem. De koning antwoordde en zeide: Beltsazar! [51]laat u de droom en zijn uitlegging niet beroeren. Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom [52][wedervare] uw hateren, en zijn uitlegging uw wederpartijders! 49. Dat is, hij was als buiten zichzelven, door verbaasdheid stilzwijgende, vernemende de zware straf, die den koning [wiens onderzaat hij was] boven het hoofd was hangende; zie Jer.29:7. 50. Of, verschrikten, of bedroefden hem, alzo straks wederom. 51. Alsof de koning zeide: Heb goeden moed, en zeg mij maar de rechte uitlegging van dezen droom, al is zij zodanig niet als ik en gij wel wensen zouden. 52. Of, treffe, of zij. Daniel wenst dat die gruwelijke straf, waarmede de koning gedreigd werd, van hem mocht afgewend worden.